




Verslag van de dag 4
Vrijdag 16/1
’s Ochtends om 10:00 gaan we op weg naar Canberra, de hoofdstad van Australie waar we dit weekend te gast zullen zijn van Barbara en John Reeve. Een uurtje voor Canberra lunchen we -op aanraden van Peter- in Collector, een gehucht van 10 huizen, waar in een onbeduidend huisje een uitstekend restaurant blijkt te zitten, Lynwood’s Cafe.
Het landschap onderweg is geel en glooiend, en doet af en toe aan de Toscane denken, maar dan nog droger. We komen langs een meer van enige kilometers doorsnee. Er staat alleen geen druppel water in….
​
Rond vier uur komen we in een gietbui –hier zeer welkom, de eerste regen in maanden!- aan in Canberra. We halen Barbara op bij haar werk. Zij is hoofd collectie in het National War Memorial, het Australische museum gewijd aan alle gevallenen in de diverse oorlogen waar Australische soldaten bij betrokken waren. Omdat Barbara nog even haar werk moet afmaken, brengt ze ons even via de achterdeur het museum in voor een kort bezoek, en we vallen midden in een bombing raid op Berlijn, die levensgroot is nagebootst rond een echte bommenwerper. Een van de zware en noodzakelijke aanvallen op Berlijn, waaraan 500 vliegtuigen deelnamen, waarvan er 150 niet terugkeerden…. Het leidt tot een gesprek met de meisjes over de 2e wereldoorlog waarbij we ze voor het eerst een beeld proberen te schetsen van de verschrikkingen die Hitler de wereld heeft aangedaan, en we ze proberen uit te leggen, wat er aan deze oorlog zo bijzonder was. Dat mensen collectief zo gek kunnen worden dat ze andere mensen in koelen bloede opsluiten en in rust massaal vermoorden om geen andere reden dan dat ze joods, homo, zigeuner of gehandicapt zijn. Hoe leg je het onmogelijke uit….. We vertellen een beetje over de familiegeschiedenis: over Grootje en het kamp, over familieleden die vermoord zijn, over Karl’s grote reis, Oma Loesje’s vlucht en verzet, Opa Karel’s verzet. We proberen ze duidelijk te maken, dat Duitsers van nu ook maar gewoon mensen zijn, die met het verleden moeten leven zonder daar schuld aan te hebben. Miriam is nu op de leeftijd, dat deze confrontatie met haar joodse wortels haar keihard raakt, en ze is de uren erna heel stilletjes. Tamar maakt een paar hele wijze opmerkingen: ‘het zou ook niet kunnen, dat op een wereld met zoveel mensen, en een heelal met zoveel sterren en planeten iedereen goed is. Er moeten toch ook een paar honderd slechte mensen zijn….’; en: ‘stel nou, dat er net een ander zaadje als eerste bij het eitje van de mama van Hitler zou zijn gekomen, dan was er een heel ander mens geboren…’. Boeiende gedachten.
’s Avonds zijn we bij Barbara en John, en hun 13-jarige zoon Edward. John is sinds 5 jaar geschiedenis professor aan de militaire academie geworden, met als specialiteiten internationale strategie en zee-mogendheden. Dat heeft hun hier naar Canberra gebracht, en Barbara kreeg de topbaan bij het War Memorial, waardoor ze hier goed gesetteld zijn.
Canberra is de hoofdstad van Australië, zo’n 80 jaar geleden gesticht als compromis omdat Melbourne en Sydney elkaar die status niet gunden. Het ligt dus midden tussen die twee steden in (maar iets dichter bij Sydney want dat was groter), in the middle of nowhere, en wordt bevolkt door zo’n 300.000 mensen die er wat te zoeken hebben: ambtenaren, politici, studenten (militair of overheidsopleiding), universiteitsmedewerkers, diplomaten, en hun families. Weinig ‘gewone’ mensen. De stad is mooi opgezet, ruim, rond 3 elkaar overlappende cirkels. Een stuwdam heeft gezorgd voor een prachtig groot meer midden in de stad, waar watersport activiteiten zijn. Brede lanen verbinden de belangrijkste centra. Het is Outback, droog, heet.
De volgende ochtend (zaterdag) gaan we na het ontbijt een wandeling maken op de heuvel achter het huis van de Reeves. We hopen op kangaroos…. We krijgen in ieder geval hééél vééél vliegen! Ja that’s typical Australian Outback, en dat vertellen ze er niet bij op National Geographic…. Het is nog geen tien uur ’s ochtends, maar het is al goed heet, de aarde is rood, het gras geel en stekelig, mooie Eucalyptusbomen, en overal, overal vliegen. En we krijgen het vriendelijk advies om niet met blote benen in hoog gras te gaan lopen, want je weet maar nooit qua slangen…. John is een beetje sceptisch of de dieren zich in de hitte zullen laten zien, maar na een 40 minuten is het raak: een tweetal kangaroos zit gezellig onder een boom. Tevreden keren we terug naar huis. Na de lunch gaan John en ik naar de National Gallery terwijl de vrouwen wat hoognodige inkopen gaan doen, en we zullen elkaar bij het National Museum ontmoeten. Edward blijft thuis. Hij is nog herstellende van een ‘chronische vermoeidheid’, een ziekte die op zijn 11e toesloeg, en waar hij 2 jaar last van heeft gehad, maar die nu bijna over is. Het heeft hem veel thuis gehouden van school, hij mag niet sporten, maar heeft wel de kans gehad om zo’n beetje alle goede films van de laatste 50 jaar op video te kijken en uit zijn hoofd te leren.
De Gallery geeft een aardig beeld van de ontwikkeling van een nationale stijl in de schilderkunst. Eerst was het ´gewoon´ westerse koloniale stijl vertaald naar de lokale omstandigheden, maar begin 20e eeuw gaan de schilders beter gebruik maken van het typische felle licht van Australie. Als we aansluitend naar het Museum gaan –een zeer modern fraai gebouw- hebben we wachtend op de vrouwen een goed gesprek waarin we de moderne wereldproblemen even de revue laten passeren, met een accent op de rol van de heer Bush jr. Ondertussen wordt het al laat, en uiteindelijk maken wij nog een korte ronde door het museum zonder vrouwen. Het museum laat de natuur van het continent zien, en geeft interessante informatie over de Aboriginals. Ik had me bij voorbeeld absoluut niet gerealiseerd, dat deze oorspronkelijke bewoners over het hele continent verspreid zaten, in stammen die zowel Outback als kuststrook geheel bevolkten.
’s Avonds maken de anderen nog een wandeling en zien een horde kangaroos, en papegaaien terwijl ik even reserveringen maak voor de vervolgreis. Daarna nemen we John en Barbara mee uit eten in een goed Italiaans restaurant –opnieuw een ‘global style’ restaurant-, terwijl Edward en de kinderen dolgelukkig thuis een pasta eten. De meisjes zijn dol op Mr. Bean, en Edward heeft de verzamelde werken op video….
Zondagochtend begeleiden de Reeves ons nog naar Bungendore, een leuk klein authentiek (of schrijf je dat oud-antiek?) ‘Outback’-plaatsje, waar we in de Bungendore Woodworks Gallery een prachtige houten vaas kopen, die meteen naar Amsterdam scheep gaat. Na een gezellige afscheidslunch vertrekken we, en bereiken we zonder veel bijzonderheden net voor donker Katoomba in de Blue Mountains. Daar hebben we gereserveerd in het Lilianfels Hotel, een heel mooi, oud hotel, chic, geweldig gelegen naast Echo Point. Een prachtige plek als je even tot rust wilt komen, weg van de hitte. De bergrug is zo’n 1000 meter hoog, en dus heerlijk koel. En de westelijk ernaast gelegen vallei ligt zo’n 300 meter lager, vrijwel recht naar beneden, hetgeen zorgt voor spectaculaire vergezichten, mooie watervallen en boeiende echo’s. We eten nog even wat in het hotel –allervriendelijkste service, buitengewoon voorkomend-, en besluiten meteen om nog maar een nachtje bij te boeken.
Maandag 19/1 maken we een mooie wandeling. Eerst naar Echo Point, waar je behalve de echo ook een prachtig uitzicht hebt over de Three Sisters, 3 bergpiekjes die in de Aboriginal traditie een bijzondere rol vervullen. Heel kort verteld gaat het verhaal over een vader en 3 meisjes. Hij wilde ze beschermen voor de Bunniyup, een soort monster aap. Hij was zelf een tovenaar, en toverde ze om tot bergen. Hij betoverde zichzelf om tot vogel maar toen raakte hij zijn toverstaf kwijt en kon zich niet meer terugtoveren. En daar staan ze nou….en sindsdien zie je deze vogel met zijn poten in het zand graven, op zoek naar de staf….
Eerst wandelden we langs de Prince Edward Cliff Edge, en daarna gingen we de diepte in, langs een goed toegankelijk gemaakt pad cum trap zo’n 1000 treden naar beneden. Goed voor de kuitspieren! Gelukkig was er vervoer naar boven…. Een heel bijzonder treintje, dat over rails aan een kabel oorspronkelijk kolen optrok, uit de mijn naar het pad boven. Toen de mijn uitgeput was bedacht de eigenaar, dat mensen dit misschien ook wel leuk zouden vinden, en zo ontstond de steilste passagiers cable train van Australië. Een tweehonderd meter hoogteverschil overbrugd met een gradiënt van zo’n 50%. Leuk. Vervolgens gingen we nog even met een meer traditionele cable car die ons boven de afgrond hing, schitterend uitzicht!
’s Middags werken we een beetje in de lounge van het hotel, we zwemmen en ’s avonds eten we in het dorp in een eenvoudig, typical Aussie restaurant. We hebben daar onze eerste BYO ervaring: het restaurant heeft zoals vele andere hier down under geen vergunning om alcohol te verkopen, dus je haalt een fles naar keuze bij een slijterij, een Bottle Shop die natuurlijk de hele avond open is, en het restaurant schenkt hem tegen een bescheiden kurkgeld. De restaurants hebben hier dus een wezenlijk andere inkomstenstroom, want in Europa is het principe ‘ze eten je arm, maar drinken je rijk’. En toch zijn restaurants beslist niet duurder dan in Nederland, eerder goedkoper.
​



