top of page

Verslag van de dag 21

 

 

 

 

Zondag 23 mei

’s Ochtends belt Carlos, van Mayatours, nog even om de vervolgtrip door te spreken, en voor de rest is het een schooldag. We laten toch even voor de zekerheid een dokter komen om naar de buikpijn van Tamar te kijken. Een alleraardigste man, die er binnen 10 minuten is, en dan even op en neer terugrijdt naar zijn huis om de medicijnen op te halen, die Tamar van haar darmkramp af moeten helpen. Want natuurlijk is hij zelf ook de apotheek. Het blijkt dezelfde Buscopan, die daar in Nederland voor wordt voorgeschreven. Ik rijd met hem terug omdat ik even naar het dorp Palenque moet om Carlos te betalen, en we babbelen gezellig over zijn toekomstplannen, waarbij hij toch liever naar de omgeving Mexico stad denkt te gaan, Guanajuato bijvoorbeeld. Want het leven hier in het zuiden is wel erg zwaar. En dat blijkt even later weer, als zijn auto het midden in een inhaalmanoeuvre begeeft. Dus even later staan we aan de kant van de weg. Geluk bij ongeluk is, dat we inmiddels binnen het bereik van het mobiele netwerk van Palenque zijn, en ik toevallig mijn telefoon bij me heb. dus hij belt zijn vrouw, en ik ga door met een taxi. Bij het andere goede hotel van Palenque, Maya Tulipanes ontmoet ik Carlos en hij brengt me terug.

In Palenque is het massatoerisme nog niet gearriveerd, maar er wordt hard gewerkt aan de infrastructuur: de archeologische site is werkelijk schitterend, en buitengewoon goed toegankelijk gemaakt, er komen hotels, er worden ‘standaard tours’ georganiseerd, en als het vliegveld ooit heropend wordt, dan kunnen de Amerikanen komen! Als ik terugkom maken we het schoolwerk af op de veranda voor de kamer, Miriam maakt een taaltoets, en plotseling worden we uit onze concentratie gehaald door een enorme herrie boven ons hoofd: apen in de boom, recht voor onze kamer! Het zijn 3 zwarte apen, en een baby. Later nemen we een lekkere duik in het zwembad en klinkt plotseling een oorverdovend kabaal: dit keer is een brulaap de bron, en er is geen twijfel dat dat beest zijn naam verdient! Wat een volume… 

’s Avonds eten we in het hotel.

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

 

 

​

Maandag 24

Gaat om 5 uur de wekker, om 6 uur staan we klaar bij de receptie, want we vertrekken vroeg de jungle in! Een minibusje haalt ons op, en samen met 3 anderen rijden we naar Yaxchilán. Onze reisgenoten zijn Javier als chauffeur, 2 Mexicanen en Chaim, een Israeli, die in New York bij de Israelische missie werkt, en even een weekje centraal Amerika bezoekt. Hij is een fervent amateur fotograaf, en geeft aan Miriam en Tamar later wat lessen over onderwerpkeuzes, sluitermogelijkheden en dergelijke. We stoppen na een uurtje rijden over een goede 2-baans weg bij een onbeduidend hutje, waar onder de bomen een prachtig ontbijt klaar blijkt te staan, inclusief scrambled eggs, corn flakes, en goede, schone sanitaire voorzieningen. Ook hier zijn ze klaar voor de massa’s! We rijden door, en om een uur of 10 zijn we bij Frontera Corazul, een grensplaatsje aan de Rio Usumacinto, waar we overstappen in een koraal, een rank lang bootje, met een afdakje voor schaduw, en een buitenboordmotor. Voordat we wegvaren moeten we paspoortformaliteiten invullen, maar als ik zuchtend naar mijn paspoort zoek, zegt Javier ‘schrijf maar een nummer op, nobody cares’ en inderdaad zijn 4 willekeurig gekozen nummers afdoende. We krijgen reddingsvesten aan om het gevoel van veiligheid te verhogen, en we varen 40 minuten stroomafwaarts over een brede langzaam stromende rivier, met aan weerszijden modderige oevers, waar het ongerepte regenwoud meteen ondoordringbaar groeit. Als we net zitten vraagt Tamar of er krokodillen zijn, en die vraag wordt bevestigend beantwoord. Binnen 10 minuten krijgen we het bewijs, de bootsman koerst op een krok van zeker 3 meter af. Voordat we terug zijn zien we er nog 3! We varen langs een paar dorpjes met hutten, waar Lacandon indianen leven onder traditionele, ‘authentieke’ omstandigheden, en komen diep in het woud aan bij de rivierbank waar de overblijfselen van Yoxchilan, een Maya vorstendom uit de 6e-9e eeuw te vinden zijn. Nadat we tegen de heuvel opgeklommen zijn komen we bij een opening in de jungle, waar een groot aantal gebouwen  en ‘stele’, platte stenen met inscripties, staan. We lopen er 2 uur rond, en zijn opnieuw onder de indruk van de maatvoering van de gebouwen, en de elegantie van de versieringen, de steenhouwerij en het stucwerk. Als we terugkomen in Frontera Corazul is de lunch opnieuw prima geregeld, en rijden we vervolgens naar Bonampak, een 20 kilometer verderop –eigenlijk al terug richting Palenque- een site die vooral bekend is vanwege de mooie fresco’s. Tussen de bomen zitten apen (één scoort 10 punten met een noot op mijn hoofd!),Tamar vindt een prachtige Chicharra, een krekel met doorzichtige vleugels, en als we moe teruglopen is het al na vijven. Dan wordt het reisgezelschap gescheiden: de anderen rijden terug naar Palenque, en wij worden overgezet in een ander busje, dat ons naar Lacanja brengt, een echt Lacandon dorpje waar wij de nacht zullen doorbrengen  bij Vicente. Het blijkt aanmerkelijk minder ‘authentiek’ dan de dorpjes die we gezien hebben. Er zijn al betrekkelijk veel compromissen gesloten met de moderne tijd: onze hut is van steen, met eigen badkamer, we slapen in gewone bedden en niet in hangmatten,  en weliswaar loopt Vicente in een lange witte jurk, maar er staat wel degelijk een TV in zijn hutje. Anderzijds is er geen telefoon, is de keuken nog zeer primitief, en lopen de kippen en de kalkoenen gewoon wild over het gras.

 

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

We eten aan een lange tafel met de andere gasten in het dorp: een 3-tal Canadezen en een Nederlands stel, Martijn en Diana, met wie de kinderen een uurtje kaarten voordat we aan tafel gaan. De maaltijd bestaat voor de afwisseling uit gebakken kip met friet. Ik geloof dat we in 24 dagen Mexico 25 keer gebakken kip met friet geserveerd gekregen hebben, en af en toe worden de kinderen ’s nachts wakker met de smaak van een bruine boterham met oude kaas in hun mond…Het eten in Mexico is bepaald geen sterk punt. Behalve in de chique restaurants, zoals waar we met Laura in Mexico stad aten, of Las Mananitas in Cuernavaca is het eenzijdig, en ongeraffineerd. JA, we zijn verwend. Jazeker, de kinderen ook (of misschien wel met name).

 

Een gesprek met Vicente wijst me weer op de betrekkelijkheid van het verheerlijken van ‘authenticiteit’. Want wij kunnen die ‘indigenous people’ wel heel leuk en interessant vinden, en het belang onderstrepen van het behoud van hun cultuur en hun gebruiken, en hun kennis van de natuur prijzen en noem maar op, maar wass will das Weib, of in dit geval der Indian? Een minder zwaar bestaan, hoger besteedbaar inkomen, de kans om je kinderen te laten studeren, een auto, een wasmachine voor de vrouw, mensen ontmoeten, en misschien iets van de wereld zien. En niet het land bewerken met een machete, in werkdagen van 12 uur zonder vakanties, slapen in een hutje met lemen –lees modder- vloer, jaren moeten sparen om een beetje geld over te houden voor een kast in huis, etc.etc. Dus begon hij een Bed & breakfast, en ontmoet zo wat meer mensen, en kan zijn inkomen een beetje aanvullen. En zijn oudste zoon is al naar de stad getrokken om te studeren. Komt die nog terug? Onwaarschijnlijk.

           

 

Dinsdag worden we om 9:30 opgehaald met een mini-busje. Als dat er om 9:35 nog niet is overdenken we even hoe we vanuit de jungle verder kunnen, mocht er qua vervoer een kink in de kabel zitten. We voelen ons een beetje als Chinese illegale immigranten: we zijn een paar keer ‘doorgegeven’ van de ene vervoerder naar de andere, en zonder kontaktadressen, precieze route, of mogelijkheid van communicatie. Maar om 9:40 is Hugo er keurig, en die levert ons in Frontera Corazul af bij Domingo, de schipper die ons de grens over zal varen. We krijgen in een kantoortje een mooie stempel in ons paspoort, en we verlaten in dit kleine dorpje aan de rivier Mexico.

 

Na een uurtje stroomopwaarts varen komen we op de andere oever aan in Bethel, de Guatemalteekse kant. En Frontera Corazul moge een klein, slaperig grensplaatsje zijn, vergeleken met Bethel was het een metropool ! Domingo neemt onze koffer van 30 kg op zijn nek, en zet de bagage bovenaan het modderpad dat de toegang tot Guatemala vanaf de rivier vormt. Daar staat een hutje met 4 lege hangmatten, wat bomen, en een tweetal geparkeerde bussen. Op een bankje in de schaduw ligt een chauffeur met een hele dikke buik in een hele diepe slaap. Als Domingo hem wakker schudt blijkt hij niet onze man te zijn.  Dus gaat Domingo ons voor naar het kantoor van de busonderneming, en haalt ons daar een taxi. Ondertussen komen een 4-tal kleine kinderen kijken of er iets te schooieren valt, en in ruil voor een paar mooie foto’s krijgen ze van onze kinderen wat snoepgoed. Domingo keert terug met een auto, die stamt uit Adam’s jonge jaren, toen hij nog weinig geld had, maar in een wilde bui trachtte Eva te verleiden met een stoere autorit. De deuren gaan open door ze even een eindje op te tillen, de airco bestaat uit ontbrekende ramen. Maar met deze auto hoeven we alleen maar een kilometer naar het  eigenlijke dorpje. Daar komen we bij het allerslaperigste paspoort controlepostje, dat je je kan voorstellen. In hetzelfde gebouwtje zit de busonderneming, waar we ons eerst melden, first things first.

  

 

De volgende directe bus gaat pas om 2 uur, onze klok moet bovendien een uur terug, dus is het hier pas 10 uur, en we kunnen ook een ‘public bus’ nemen om 12 uur. Domingo neemt afscheid want alles is onder controle, en hij heeft ons netjes begeleid. Als we nog staan te overleggen welke bus we zullen nemen, meldt zich een chauffeur van een minibusje die net mensen naar Bethel gebracht heeft die de omgekeerde route doen. Hij biedt aan ons tegen een kleine meerprijs ($5 totaal) mee terug te nemen naar Flores. Met airco! Iedereen tevreden, en hij zal ons rond 12 uur ophalen, nadat hij zijn gasten in de boot heeft gezet. In de tussentijd doen we de immigratie formaliteiten, moeten daar een entry fee betalen, waarvan ik vermoed (en later door Edil, de chauffeur bevestigd krijg), dat die onderdeel is van het persoonlijk pensioenplan van de douanier, en kopen wat te eten bij de ‘restaurantjes’. In Amsterdam heb je op een kruispunt altijd 4 cafés, hier heb je op dit kruispunt 4 ‘restaurants’, alleen ze hebben geen van vieren wat te eten dus het blijft beperkt tot een paar zakjes chips.

 

Dan struikelt Tamar en haalt haar hand lelijk open in het grind. Nu komt de EHBO-tas die we al die maanden bij ons in de handbagage hebben goed te pas. Schoon water om af te spoelen komt uit onze drankflessen, Betadine er op, dat prikt wel maar dan is het meteen goed ontsmet, en een gaasje en leukoplast er over heen, en binnen 5 minuten ziet ze er geheel verzorgd uit. De combinatie van bloed en hitte wordt vervolgens Miriam te veel, en die gaat van haar stokje, zodat het bureau van de employee van de busonderneming als veldbed dienst dient te doen. Binnen een minuutje is ze weer bij, maar binnen 10 minuten is er ook een dokter present, die de hand van Tamar nog even goed bekijkt, een beetje teleurgesteld lijkt, dat Yolanda hem al voor is geweest met  ontsmettingsmiddel, en anderzijds tevreden constateert dat er niets gebroken is. Hij komt uit Cuba, en werkt een jaar in Guatemala als ‘ontwikkelingshulp’.

 

Kortom, als Edil ons even later ophaalt kunnen we tevreden zijn, dat we onze tijd in Bethel intensief hebben gebruikt!

 

We rijden 1 ½ uur over een grindweg, Edil rijdt zeer bekwaam en rustig, en langzaamaan wordt het landschap om ons heen steeds vlakker. Het tropisch oerwoud gaat over in vlak akkerland, dat deels ook al weer uitgeput is. Het is één van de grote problemen in Centraal Amerika en speciaal hier in Guatemala: duizenden jaren oud tropisch regenwoud wordt kaalgebrand ten behoeve van landbouw, vervolgens een paar jaar intensief gebruikt, en dan is de grond zo verschraald, dat het alleen nog maar kan dienen voor veeteelt of gewoon braak blijft liggen.

 

We passeren dorpjes, vol kleuren en mooie mensen, en we zijn verrukt van de dingen die we zien, duidelijk grote verschillen met Chiapas!

 

Edil kan ons meer vertellen over de verbinding met Belize: er is gewoon een lijnvlucht van Flores naar Belize City van TACA, hij kan de kaartjes regelen, maar hij kan ons ook gewoon rijden: in een uurtje of 4 zijn we er! En de weg is prima.

 

We stellen die beslissing uit tot het einde van de rit, maar vinden het rijden heerlijk. De weg gaat 30 km voor Flores over in een normale asfaltweg, en ook daar is bijna geen verkeer. Als we om een uur of 3 in Flores zijn, spreken we af, dat Edil ons de volgende dag verder zal rijden. We logeren in hotel Isla de Flores, op  het mooie eilandje Flores. Het is een stadje, dat duidelijk al jaren op de route van de backpackers ligt: er is internet, er zijn souvenirwinkeltjes, restaurantjes en veel handwerk. Opvallend is, dat je helemaal niet wordt lastiggevallen door hasslers. Wil je iets kopen, mooi, zo niet even goede vrienden. Prijzen zijn beduidend lager dan het ook al zo goedkope Chiapas. We ondersteunen de lokale economie met flinke inkopen!

 

Ik boek per e-mail nog even ons onderkomen in Ambergris Caye, Belize. We eten aan het water, en zien de zon zakken in de zachte golven.

 

Ondanks dat we maar een paar uur in Guatemala zijn, heeft het land ons bijzonder gecharmeerd. Kleurrijk, mooi, vriendelijk

 

 

 

      

​
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

​
 

 

 

 

 

 

 

 

     

 

 

 

    

 

 

 

 

 

​

image001.jpg
image007.jpg
image019.jpg
image021.jpg
image015.jpg
image017.jpg
image009.jpg
image013.jpg
image011.jpg
image003.jpg
image005.jpg
image023.jpg
image059.jpg
image043.jpg
image041.jpg
image039.jpg
image033.jpg
image037.jpg
image035.jpg
image031.jpg
image029.jpg
image027.jpg
image025.jpg
image045.jpg

© 2004-22 by Felix. Proudly created with Wix.com

bottom of page