top of page

Verslag van de dag 20

 

 

Zondag 16 mei

Na het matige hotel in Taxco hebben we nu een werkelijk fantastisch plekje in Cuernavaca. Zo mooi, dat we besluiten om hier maar wat langer te blijven. We kwamen vanmiddag hier aan, nadat we vanochtend uitvoerig Taxco bezochten. Taxco is een mooi Spaans-koloniaal stadje, waar een zilverindustrie is die zich manifesteert in shop na shop na shop met dezelfde zilveren kettinkjes en bedeltjes. Met natuurlijk een paar echt mooie design studio’s ertussen. Op het plein voor de kathedraal werd op deze zondag een voorstelling gegeven van een tweetal dames voor de kinderen van het dorp. Er was een groot podium opgezet, en een dure geluidsinstallatie. En een honderdtal stoelen was in de brandende zon neergezet. Zelfs de dorpsjeugd vond dit te warm, dus stonden de dames voor een leeg plein te spelen. En Karl zou er maar één uitdrukking voor hebben gehad: Tiefster Provinz! Dus wel leuk J. Na enige uren rondlopen zijn we rond de middag in de auto gestapt en waren om een uur of 3 na een zeer comfortabele rit in Cuernavaca. De tolwegen in Mexico zijn prima. Goed asfalt, en bijna geen verkeer omdat bijna alle lokalen dit een veel te dure manier van verplaatsen vinden, en de propvolle slechte en gevaarlijke wegen verkiezen. Dus rijdt er bijna niemand op de Cuota´s, geen vrachtauto´s, en bestaat het grootste gevaar uit loslopend vee langs de kant van de weg.

 

Het hotel in Cuernavaca, Las Mananitas hebben we uit een gidsje, dat ons al vaker goed heeft geraden. En inderdaad, het is pure luxe: doet eigenlijk het meest denken aan een soort Amstel Hotel, maar met een ander prijskaartje J. Het is een klein hotel, slechts 20 kamers, en ze hebben een keuken die tot de beroemdste van de omgeving Mexico hoort. Als we aankomen is onze kamer nog niet helemaal klaar, dus brengen ze ons naar het zwembad. We lopen langs de tuin, waarin families allergezelligst zitten te zondagmiddaglunchen terwijl hun kinderen spelen op het grasveld. Over het gras schreiden pauwen (dat zijn de Mananitas) en kraanvogels, je hoort de vogels in de bomen, het is een oase van rust in een drukke stad.

Als we na een frisse duik in de kamer komen, blijkt dat de mooiste kamer die ik ooit gehad heb. Een appartement is een juistere benaming. ’s Avonds genieten we van een bijzondere maaltijd.

Dus: bent u ooit in Cuernavaca, dan is Las Mananitas een aanrader!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maandag 17

Ondertussen zijn de plannen weer een beetje aangepast. Omdat Laura over 2 weken een tentoonstelling in San Francisco opent, gaf ze aan dat ze eigenlijk volledig in de stress zit om haar schilderijen op tijd af te hebben. Geen diner met haar, dus waarom zouden we de stad weer in rijden als we hier zo’n mooi hotel hebben?

 

Dus we gaan vanuit Cuernavaca naar Teotihuacan, de oude Azteken stad, waar de tempel van de Zon en de Maan staan. Buitengewoon indrukwekkend. We lopen er 5 uur rond, en de meisjes zijn van begin tot het eind geconcentreerd en gefascineerd. We kijken uit over wat vroeger de markt is geweest, en stellen ons voor, dat deze ruimte gevuld was met 30-50.000 mensen. We staan voor de tempel van de Maan, 65 meter hoog (dat is dus ruim 20 verdiepingen!!!!!) en stellen ons voor, dat op één van de plateaus de priester staat, met vuurpotten gevuld met rook aan zijn zijden, en een meer dan levensgroot masker op zijn hoofd, zodat hij voor iedereen goed zichtbaar is, en dan met veel theater een mensenoffer brengt…

 

We bezoeken ook nog een paar van de kleinere sites aan de rand, waar minder toeristen komen, en zien daar een aantal paleizen met indrukwekkende fresco’s. We zijn de enigen die daar rondlopen, wat het een extra dimensie geeft. Sowieso hadden we een rustige dag uitgekozen.

 

Het is een prachtige site, en we leren en passant ook nog e.e.a. over de agave cactus, een belangrijke plant voor de mexicanen en de azteken, die hun bron was van uiteenlopende zaken als papier, naald, zeep, en zeer belangrijk hoe ze daar pulque (een laag alcoholisch drankje), mezcal en tequila uit maken.

 

We komen op tijd terug voor de avondmaaltijd in het hotel.

 

Dinsdag 18

Is een rustige dag in het hotel, schoolwerk, ik internet wat in het kantoor van het hotel, en we maken weer een tas klaar die terug kan naar Nederland. ´s avonds eten we opnieuw verrukkelijk in het hotel

 

 

 

 

 

 

Vrijdag 21 mei 

We zitten in de auto die ons van San Cristobal de las Casas naar Palenque vervoert. Hier in Chiapas rijd ik niet zelf, en daar ben ik blij om, want het is hier vermoeiend rijden, en om de haverklap klap je op een ‘tope’. Topes zijn drempels van het soort waar de grachtengordel van Amsterdam ook vol mee ligt. Maar hier zijn ze op de doorgaande wegen, venijnig hoog, en vaak onaangekondigd. Rond Mexico City liggen ze ook, maar daar waren ze meestal op logische plekken: bij het inrijden van een dorpje, of juist bij de uitgang, bij scholen en andere plekken waar je ook zelf wel kan bedenken, dat je beter vaart kunt minderen. Maar hier in Chiapas kom je ze op de gekste plekken tegen. Je rijdt net even lekker hard, in the middle of nowhere, haalt een andere auto in, en dan Beng zit je boven op een tope…. Hier werden ze aangelegd door dorpelingen die ergens willen kunnen oversteken naar hun boerenland, door kleine handelaren, die graag wilden dat de inzittenden van de auto’s even rustig hun waren zouden bekijken, of door de Zapatistas, de opstandelingen die in hun guerilla oorlog van de negentiger jaren het tempo (of de ruggen) van de achtervolgende Mexicaanse soldaten wouden breken. En ze zijn zeer effectief, je moet er echt stapvoets overheen, anders raakt de onderkant van de auto ze. Over die kleine handelaren gesproken: die komen we in vele vormen tegen: natuurlijk in de stad op straat. Maar in de auto is de eerste fase, dat kinderen een touw over de weg spannen, met of zonder een vlaggetje er aan, en dat hoog houden tot de auto stopt, om hun bananen, poppetjes en andere kleine dingetjes te verkopen. Lukt blijkbaar voldoende om te doen. De meeste auto’s razen echter door, en dan moeten ze op het allerlaatste moment het touw laten zakken. De 2e fase is dan dat ze een tope aanleggen, zodat de auto wel vaart moet minderen. En de 3e fase, voor de echte professionals, is dat ze een agent, soldaat of ander uniform naast de tope zetten, die met een ernstig gezicht vraagt om een kleine bijdrage van 20 pesos voor het onderhoud van de topes in het dorp…Met een grote lach steekt meneer het geld in zijn zak J. We hebben geen bonnetje gekregen.

 

Dus ik ben blij met Umberto, een ervaren zestiger, die ons rustig en vriendelijk rijdt. Hij kent geen woord Engels, we moeten het met ons beperkte Spaans doen, maar hij is alleraardigst, en heeft een splinternieuwe auto ter beschikking.

 

We zijn nu dus in Zuid Mexico beland, een totaal ander gebied dan het koloniale Mexico waar we de eerste 2 weken hebben rondgetrokken. Hier is 60% van de bevolking indigenous, hetgeen wil zeggen Indiaans zonder menging met Spaans bloed, zo’n 5 miljoen mensen wonen nog in stammen als kleine boeren in hutjes in dorpjes zonder verhard wegdek, en de rol van de centrale overheid is beperkt. Mexico City is ver weg. In de 90er jaren was er een heuse opstand van de Zapatistas, die hun basis hadden rond San Cristobal. Ze wilden autonomie, en hebben enig resultaat geboekt zodat de locale bevolking tevreden(er) is. Je komt langs de weg nog borden tegen, dat je in ‘rebel-country’ bent, dat beheerst wordt door de guerilleros Zapatistas maar verder is het rustig.

 

​

​

​

​

​

​

​

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We waren woensdag naar het vliegveld gereden, alwaar men ons van de vlucht af bleek te hebben gedonderd. Ik zou zeggen a la Mexicana als ik niet wist dat het je ook in Nederland zo kan gebeuren. Sorry meneer, u vloog toch vanochtend al om 10 uur? O nee, u vloog op deze van 12:40, maar nu niet meer, want hij is overboekt, zit vol, volgende vlucht nemen. Die was gelukkig al 2 uur later, dus we kwamen om een uur of 4 in Tuxla Gutierez aan. Tijdens de landing merkte ik dat we doorstartten, en even later meldde de captain dat we uitweken naar ‘het andere vliegveld van Tuxla’. Het weer was hem te slecht, er kwam net een giga-bui naar beneden, en aangezien het een ‘zicht’-landing was nam hij het zekere voor het onzekere. Better safe than sorry, een goed principe.

 

Gelukkig heeft Tuxla inderdaad 2 vliegvelden, een burger en een militair, en gelukkig heeft onze taxi het ook te horen gekregen. Dus much to our pleasant surprise staat Ramero klaar om ons op te pikken. Ramero wist te melden dat de eerdere vlucht ook had moeten uitwijken, en echt slecht weer had gehad. Wij niet, dus achteraf blij met onze vertraging. Ramero rijdt ons met 2 auto’s naar San Cristobal de las Casas. Aangezien zijn busje het begeven had, heeft hij zijn broer gevraagd om mee te komen om de bagage te vervoeren, en wij stappen bij hem in de auto. Hij rijdt prettig, rustig,  en het eerste deel van de weg is zeer comfortabel. Het is een nieuwe tolweg die Tuxla met San Cristobal moet gaan verbinden –een van de investeringen van de overheid om de Zapatistas te pacificeren-, maar hij is nog niet klaar, en dus is het 2e deel van de weg een eindeloze draaipartij over bergweggetjes, waar de meisjes niet echt blij mee zijn. We stoppen even om ze lucht te geven, en we zien voor het eerst zo’n echt bergdorpje. Om een uur of 6 zijn we in San Cristobal,  waar we zullen slapen in Na Bolom. Het stadje heeft zo’n 100.000 inwoners, alle straten zijn laagbouw van 1 verdieping met maximaal nog een zolder. De straatjes zijn nauw, met aan weerszijden voetpad.

 

Na Bolom is een centrum voor de studie van de Lacandon Indianen, dat in de 50’er jaren is opgezet door Frans en Trudy Blom, een Deens-Zwitsers echtpaar. Zij hebben hier een ontmoetingsplek ingericht, een uitgebreide bibliotheek opgezet, oral history vastgelegd, en een museumpje met informatie over deze stam, die geacht wordt rechtstreeks van de Mayas af te stammen. Bovendien heeft Trudy het leven van de Lacandon in zo’n 55.000 foto’s vastgelegd. De Lacandon zijn traditioneel gekleed in witte lange jurken, hebben lang sluik zwart haar, en maken een zeer vriendelijke indruk. Zij leefden diep in het woud en zijn nooit door de Spanjaarden beinvloed. In het centrum, dat in een oude Hacienda/convento gevestigd is zijn een paar eenvoudige kamers, en daar logeren we. Na Bolom heeft een hele prettige sfeer, we zijn net op tijd voor de avondmaaltijd, die gezamenlijk aan een lange tafel wordt genuttigd. Met ons zijn te gast Treuda, een Amerikaanse moeder met dochter Ramona van 6 en een dame Marty, die we voor de grootmoeder houden, maar een vriendin blijkt te zijn. Het is een aardige kennismaking. Zij zijn Californisch, en hebben de laatste 6 weken in Oaxaca gewoond. Ook aan tafel schuiven 3 Lacandon Indianen, die even in de stad zijn om wat van hun ambachtelijke producten te verkopen. Zij  hebben gratis onderdak in het centrum. Hoewel ik mijn best doe krijg ik niet veel contact, behalve wat vriendelijk geglimlach. Na het eten gaan we vrij snel naar onze kamer, waar we een lekker haardvuurtje aanmaken. Want aangezien San Cristobal boven de 2200 meter ligt is het ’s avonds best fris.

Ik schuif aan de overkant van de straat aan in een internetcafé en regel nog telefonisch ons vervolg-vervoer naar Palenque.

 

 

 

 

Donderdag wandelen we door San Cristobal, we gaan naar de Zacalo, het grote plein, en vervolgens naar een mooie ambachtsmarkt, waar de indianen hangmatten, haarbanden, houtsnijwerk, jurken en kleden verkopen. Na de lunch gaan we via de geweldige voedselmarkt naar een centrum voor Maya-geneeskunde. De markt is een feest van kleuren, allerlei fruit, bloemen, kippen en kalkoenen–geslacht en ongeslacht-, vis en vlees ligt ongekoeld op een bananenblad, manden met verse rode pepers, en mobiele telefoontjes. Het farmacie centrum valt een beetje tegen, omdat er helaas geen ‘life’ uitleg is. Een aardige kruidentuin, waarin we een flink aantal planten herkennen uit onze homeopathische methodes, en een paar nieuwe zien. Het leukste is een film over een bevalling op zijn indiaans. Het wordt hier geregeld door een vroedvrouw, de moeder krijgt bouillon te drinken met kruiden, er wordt wierook gebrand om haar te helpen ontspannen en een zwarte kip wordt over haar buik gezwierd om de boze geesten weg te houden. Als het moment daar is gaat ze op haar knieën zitten, en terwijl ze met haar armen aan de nek van haar man hangt perst ze het kind er uit. De nageboorte wordt met een ritueel begraven in een diep gat.

Vervolgens haasten we ons terug naar Na Bolom, waar om half vijf een rondleiding in het museum begint. Een ‘stadse’ Lacandon leidt ons 2 uur rond, en vertelt veel over met name Trudy Blom, die in ’94 kort voor haar dood in Zweden door de Verenigde Naties ‘geridderd’ is voor haar inzet voor indigenous people.

 

Kortom een echte topdag, vol nieuwe indrukken, die we afsluiten met een knallende ruzie omdat we iets te lang wachten met eten en allemaal moe en hongerig zijn. Nou, we hebben een goede score, het aantal ruzies ligt bijzonder laag. Af en toe vliegen de meisjes elkaar in de haren, zoals zussen dat nou eenmaal schijnen te moeten doen, maar overwegend gaan ze heel lief met elkaar om, en vormen we met zijn 4-en een prima team!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En nu zitten we dus in die auto, en stoppen onderweg bij de Cascadas de Agua Azul, een mooie brede waterval, die op de weg ligt naar Palenque, goed ontsloten is, en een mooie opening in de jungle biedt. Het is het grensgebied tussen de bergen en het vlakkere land waarin Palenque en het grootste deel van de Yucatan zich bevindt. De waterval is mooi, maar ik zou hem niet Azul durven noemen. Nou heb ik ansichtkaarten gezien waar hij inderdaad stralend blauw op staat, en Umberto legt me uit, dat de regenval van de afgelopen dagen veel modder heeft losgemaakt.

 

We komen om bij zevenen –op de laatste benzine, want Umberto heeft wat het leegrijden van een tank betreft stalen zenuwen- in het hotel in Palenque, het Chan Kah, waar we meteen zeer enthousiast over zijn. Mooie kleine bungalows, die prachtig in het landschap zijn ingepast, een schitterend ‘rotsig’  zwembad, en allervriendelijkste mensen. De concierges gebruiken een soort bakfietsen om de bagage naar de kamer te brengen, dus de meisjes kunnen meteen een ritje maken: hun eerste fietstocht sinds Nieuw Zeeland! Ook al is het avond, het is warm en vochtig. Op de kamer zijn de handdoeken als welkomstbloemen en een zwaan gevouwen!

 

Tijdens het avondeten komt Javier nog even langs, van Mayatours, de lokale operator, die ik via internet benaderd heb om ons vervoer te regelen naar Belize. Hij zorgt voor een gids morgen, en vertelt me een en ander hoe de verbindingen met Belize lopen. Bijvoorbeeld de grensovergang met Guatemala blijkt heel standaard te zijn, ondanks dat er geen weg op de kaart staat: het is een boottochtje. Dat had internet me toch niet verteld…Ik had hem gevraagd of we vanuit Palenque met een vliegtuigje naar Belize zouden kunnen, of naar Chetumal, de Mexicaanse grensplaats in Yucatan. Hij raadt ons aan om liever naar Flores te gaan, in Guatemala, en dan overland naar Belize.

 

 

 

 

 

 

Zaterdag

Gaan we al vroeg naar de tempels van Palenque. En die waren de tocht meer dan waard: spectaculair, indrukwekkend, enorm! Palenque, toen Chan Ka geheten, was in de 6e tot 9e eeuw een machtige stad van de Mayas. En de gebouwen die zij toen hier in de jungle neergezet hebben zijn niet alleen kolossaal, maar ook zeer verfijnd. Afgewerkt met stucco, fresco’s, goed geventileerd, stromend water en WC’s in de paleizen, en zeer comfortabel. De wegen waren geplaveid met grote afgeplatte keien. De Mayas waren architecten, maar ook astronomen, ze hadden een schrift, een twintigtallig stelsel, een kalender die op 365 dagen sloot (maar via 19 maanden, 18 x 20 en 1 x 5 dagen), en ze kenden het wiel, maar gebruikten het niet om goederen te vervoeren. Want de ronde vorm symboliseert de zon, en die was hun machtigste god, dus die rolde je niet over de grond…

De site was één van de eerste grote Maya sites die gevonden werd –in het midden van de 19e eeuw-, is in de afgelopen 55 jaar opgegraven, en wat er nu toegankelijk is, is nog maar een piepklein deel van het geheel. Het is zeer fraai ontsloten, en geeft een heel prettig gevoel. Beroemd zijn met name het schitterende dodenmasker van jade van de heerser Pacal, de tempel waaronder hij begraven is, en het prachtige paleis.

 

We lopen er een halve dag rond, begeleid door een goede gids die ons veel vertelt, en ’s middags zijn we blij dat we het zwembad in mogen. Want het is hier HEET. En vochtig. Qua temperatuur is het minder heet dan Ayer’s Rock, maar door de vochtigheid is de gevoelswarmte veel hoger.

 

’s Avonds gaan we uit eten in het hotel naast het onze. Daar zitten we heerlijk onder een afdak te eten, en het blijkt de favoriete hangout van de wijde omgeving voor een Saturday night. Een panfluit- en gitaarspelend duo komt de avond opvrolijken, het is gezellig, maar de muziek is niet echt aan ons besteed. Tikkie vaak hetzelfde vinden de meisjes.

​

image029.jpg
image021.jpg
image017.jpg
image015.jpg
image011.jpg
image009.jpg
image001.jpg
image005.jpg
image003.jpg
image027.jpg
image025.jpg
image007.jpg
image013.jpg
image023.jpg
image019.jpg
image031.jpg

© 2004-22 by Felix. Proudly created with Wix.com

bottom of page